Apebroodboom (baobab) - Adansonia
- Adansonia digitata (botanische benaming)
- Monkey- bread- tree, dead-rat-tree, bottle tree (Engels)
- L’arbre à palabre, l ‘arbre bouteille (Frans)
- Affenbrotbaum (Duits)
Bombacaceae – wolboom-of kapokboomfamilie
Ik heb deze tropische boom, waarvan men zegt dat hij de dikste boom van de aarde is, nooit eerder met eigen ogen gezien, maar iemand vroeg mij om over de baobab te schrijven.
‘Ik geloof niet dat iemand ooit een dergelijke boom gezien heeft’, zei de Fransman Adanson, toen hij in 1749 Senegal bezocht. Hij bedoelde een boom die 20 m hoog was met een stam van 8 m doorsnede. David Livingstone noemde hem later ‘ een wortel die verkeerd om ingeplant is’.
Volgens een Afrikaanse legende heeft de duivel in een woedende bui deze boom uit de grond getrokken om hem er later verkeerd om weer in te duwen. Dat is de reden waarom vele mensen hem kennen als ‘boom die op zijn hoofd staat’. Hij is één van de meest bekende bomen in Oost-Afrika, hoewel men zijn nog grotere familieleden op Madagascar en in Australië vindt.
Verspreiding van de baobab
Het moet een belevenis zijn om deze majesteitelijke boom in de Afrikaanse savanne te zien staan! Hij groeit ook aan de kust en zelfs op de hellingen van de Kilimandscharo. In Australië komt men een familielied tegen die een flesachtige stam heeft (flessenboom).
De grens van zijn natuurlijk areaal ligt in het noorden tussen Senegal en Ethiopië en in het zuiden tussen Noord-Namibië en de noordelijke Kaapprovincie.
Naamgeving Adansonia.
De botanische naam Adansonia heeft de boom te danken aan de Fransman Michel Adanson die deze boom na zijn reis naar Senegal voor het eerst heeft beschreven. Digitata betekent voorzien van vingers wat betrekking heeft op de vingervormige bladeren. In het Swahili noemt men de boom Mbuyu (spreek em- baj- joe) wat marktboom betekent. De aangename schaduw die hij heeft wanneer hij in blad staat is ideaal als marktplaats.
De naam apebroodboom heeft hij te danken aan de bavianen die van de vlezige vruchtkern en de zaadkernen houden. Andere kleine apen en vogels leven in de kruin van de boom en gebruiken hem als speel-en nestplaats.
Plantkenmerken van de baobab.
Apebroodbomen groeien als solitairs op de Afrikaanse savanne en het droge, hete bushland. Meestal zijn oude apebroodbomen breder dan ze hoog zijn. Zij kunnen een hoogte van 15 m tot 20 m bereiken. Het meest sensationeel is de enorme stam van deze reuzen, waarvan de omtrek bij oude exemplaren 30 m kan bedragen.
Apebroodbomen behoren bij de de langst levende bomen van de aarde. Hun stam is vaak hol, maar dat beïnvloedt niet hun stabiliteit. Zij kunnen zelfs een brand in het binnenste van hun stam overleven.
Olifanten rammen gaten in de zachte stam om aan de vochtige gedeelten van het vezelige hout te komen. Meestal maakt het de bomen niets uit, maar soms zakt een reus in elkaar als gevolg van de vernielingen door dikhuiden.
Tijdens het droge seizoen(6 tot 7 maanden) is de boom kaal. Kort voor de regentijd verschijnen zijn vingervormige bladeren, die aan een gespreide hand doen denken. Zij bestaan uit drie tot negen enkele gave blaadjes. Als de boom begint uit te botten, verschijnen er ook grote witte bloemen die als parasols in de boom hangen en een onaangename geur verspreiden die aantrekkelijk is voor vleermuizen.
Zij gaan open tussen de late namiddag en zonsondergang en zijn de volgende dag helemaal open. Zij worden tijdens de nacht bestoven door de vliegende honden (een soort vleermuis). Inboorlingen vermengen het stuifmeel met water en gebruiken dit mengsel dan als kleefstof.
Uit het bolvormige vruchtbeginsel ontstaan ovale vruchten, omhuld door een harde, houten schil en bedekt met geelachtig-grijs, fluwelig vilthaar. De zaadkernen zijn ingebed in de witte, poederachtige kern.
De 40 cm lange vruchten hangen aan stelen naar beneden. Zij voelen zacht aan en lijken op apenstaarten. De Engelsen noemen deze boom ook wel dead-rat-tree omdat zij menen dat de vruchten op dode ratten lijken.
Tijdens de korte regenperiode zuigt de baobab met zijn sponsachtige vezels veel water op dat hij in zijn stam opslaat. De stam is aan zijn top meestal hol. Hier worden regenwater en dauw verzameld . Men neemt aan dat een stam van ca 200 kubieke meter inhoud 140 000 l water kan opslaan. Wanneer men stukken uit de stam slaat, kan men er drinkwater uitpersen.
De schors is opvallend glanzend, grijs, zacht en knoestig, soms diep ingekerfd.
Gebruik van de Adansonia.
Voor de inboorlingen is de boom een geschenk van God. Zij noemen hem daarom ook ‘boom des levens’. Volgens wetenschappelijk onderzoek bestaan er exemplaren die ouder dan 3000 jaar zijn. De boom levert aan de mensen voeding, water, kleding, snoep, materiaal om daken te dekken, kleefstof, materiaal voor sierraden en medicijn. Het hout van de stam is niet geschikt als brandstof omdat hij te vochtig is. Maar de vezelige bast onder de buitenste schors wordt gebruikt om er touw van te maken voor netten, matten, weefsel, hoeden, kano, bladen, kisten, manden en papier. De jonge loten en bladeren worden gekookt en als groente gegeten. Zij bevatten suiker en vitamine C. In Noord-Afrika maalt men de bladeren fijn en voegt ze dan als smaakmaker toe aan koeskoes (soort gierst).
Nadat men de zaden geroosterd heeft, maakten men er koffie van. Het vlezige deel van de zaden is grondstof voor bier en olie.
Het witte, licht zure vruchtvlees en de zaden zijn rijk aan vitamine C, B, calcium en citroen- en wijnsteenzuur. Men kan het gebruiken om deeg te laten rijzen. Hij wordt daarom ook ‘wijnsteenboom’ genoemd. Soms maakt men van het vruchtvlees een drankje dat naar citroen smaakt, wat hem de naam ‘citroenboom’ heeft opgeleverd.
Bijna alles van de boom wordt ergens voor gebruikt. De vruchtschil gebruiken de mensen als dobber bij het vissen, om water te putten, als soepkom en om rattenvallen van te maken. De rook van het vruchtvlees dat men aangestoken heeft, verdrijft insecten. Wanneer men het met melk vermengt, krijgt men een lekkere yoghurt. Kinderen zuigen of kauwen op baobabzaden. De rode zaden worden op straat als snoep verkocht. Zij smaken een beetje zuur.
De zaden met hun hoog eiwit-en vetgehalte worden met gierst samen tot voedzame gerechten verwerkt.
Vroeger werd het gedroogde vruchtvlees naar Europa geëxporteerd als geneesmiddel (terra lemnia) en gebruikt voor de zeepbereiding.
En natuurlijk is de apebroodboom ook de huisapotheek van het dorp. Voedende moeders geven hun babi’s soms een beetje van het melige vruchtvlees om het kleintje te beschermen tegen buikkrampen, diarree en koorts. Van bijna alle delen van de boom wordt medicijn gemaakt die men op de markten verkoopt: tegen ontstekingen, tandpijn, diarree, griep, astma, nierkwalen, ter bevordering van de bloedsomloop, tegen malaria en ademhalingsproblemen.
Mythologie Adansonia.
Hij wordt zeer gewaardeerd, soms gevreesd en soms aanbeden.
Volgens een legende wordt iedereen die een bloem van de apebroodboom plukt door een leeuw verslonden. Men gelooft dat in de bloemen geesten wonen. De in water geweekte zaden zouden tegen aanvallen van krokodillen beschermen. Wie een aftreksel van de schors drinkt, wordt groot en sterk.
Volgens een andere legende vroeg de apebroodboom op een dag aan God om hem de mooiste boom van de aarde te maken. God vervulde deze wens. Eerst was de boom daar erg blij, maar dan merkte hij dat zijn schoonheid zich onder de aarde bevond, terwijl zijn wortels omhoog rezen. De boom was verontwaardigd, en God zei: "Ik heb jou tot mooiste van de wereld gemaakt, maar niemand mag het zien behalve jijzelf."
Soorten Adansonia.
In Afrika groeit er maar één soort apebroodboom, namelijk Adansonis digitata, terwijl er op Madagascar zes soorten groeien, namelijk Adansonia grandidieri, Adansonia madagascariensis, Adansonia perrieri, Adansonia rubrostipa, Adansonia suarezensis en Adansonia za.
In het noordwesten van Australië groeit Adansonia gregorii.